Geliefden in de Heere Jezus Christus, hoort de woorden van onze Heere over de instelling van het Heilig Avondmaal, die de apostel Paulus ons schrijft in 1 Korinthe 11 : 23 – 29: ‘Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en zei: Neemt, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook de drinkbeker, na het eten van het Avondmaal, en zei: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. Zo dan, wie op onwaardige wijze dit brood eet of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. Maar de mens beproeve zichzelf en ete op die wijze van het brood en drinke van den drinkbeker; want die onwaardig eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.’

Opdat wij nu tot onze troost het Avondmaal des Heeren mogen houden, is voor alles nodig, dat wij ons vooraf op de juiste wijze beproeven en voorts dat wij het houden met dat doel waartoe de Heere Christus het heeft bevolen en ingesteld, namelijk tot Zijn gedachtenis.

De waarachtige beproeving van onszelf bestaat uit drie delen.
Ten eerste: Laat ieder bij zichzelf zijn zonden en vervloeking overdenken, opdat hij een afkeer van zijn zonde heeft en zich voor God verootmoedigt, want de toorn van God tegen de zonde is zo groot dat Hij die niet ongestraft wilde laten, maar de straf ervoor door de bittere en smadelijke kruisdood heeft voltrokken aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus.
Ten tweede: Laat ieder zij hart onderzoeken of hij de betrouwbare belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn en dat de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigendom toegerekend en geschonken is. Ja, zo volkomen alsof hijzelf, in eigen persoon, voor al zijn zonden betaald en alle gerechtigheid volbracht
had.
Ten derde: Laat ieder zijn geweten onderzoeken of hij ook gezind is voortaan met zijn hele leven waarachtige dankbaarheid aan God de Heere te bewijzen en oprecht te wandelen voor Gods aangezicht. En eveneens of hij, terwijl hij van harte alle vijandschap, haat en afgunst aflegt, zonder enig huichelen, een ernstig voornemen heeft voortaan in waarachtige liefde en eensgezindheid met zijn naaste te leven.
Allen dan die zo gezind zijn, wil God zeker in genade aannemen en voor waardige tafelgenoten van Zijn Zoon Jezus Christus houden. Zij die dit getuigenis in hun hart daarentegen niet gevoelen, eten en drinken zichzelf een oordeel [1 kor. 11:28].
Naar het bevel van Christus en van de apostel Paulus vermanen wij daarom allen die weten dat zij met de volgende aanstootgevende zonden besmet zijn, zich van de tafel des Heeren te onthouden en wij verkondigen hun dat zij geen deel hebben aan het Rijk van Christus.
Dit betreft allen
die afgoden dienen,
die gestorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen,
die beelden vereren,
die zich bezighouden met toverij en waarzeggerij, vee, mensen of andere dingen magisch wijden en aan zulke handelingen geloof hechten,
die God, Zijn Woord en de heilige sacramenten verachten,
die God lasteren,
die tweedracht, partijschap en opstand in kerk en maatschappij willen veroorzaken,
die meineed plegen,
die hun ouders en allen die over hen gesteld zijn, niet gehoorzamen;
allen die moorden, die twistziek zijn, die in haat en nijd met hun naaste leven,
die echtbreuk plegen, ontucht bedrijven, drankzuchtig zijn, stelen, woekerrente vragen, roven, gokken,
hebzuchtig zijn en verder allen die een leven leiden dat aanstoot geeft.

Of:
Alle afgodendienaars,
allen die zich een beeld van God maken,
allen die de Naam van God lasteren en misbruiken,
allen die het Woord van God en Zijn heilige sacramenten verachten,
allen die tweedracht zaaien in de kerk en in ons volk, die weigeren gezag te aanvaarden in kerk en samenleving,
allen die in haat en nijd tegen hun naaste leven of lichtvaardig hun woord breken, die het leven, van God geschonken, verachten,
allen die het huwelijk moedwillig in gevaar brengen, van zichzelf of van anderen,
allen die stelen, die in de ban zijn van geld en bezit,
allen die liegen, bedriegen of kwaadspreken,
allen die zich aan verslaving overgeven en van het genot hun god maken.

Zolang zij aan zulke zonden vasthouden, moeten zij zich onthouden van dit brood en deze wijn, die Christus alleen voor Zijn gelovigen bestemd heeft, opdat hun straf en veroordeling1 niet des te zwaarder worden.

Maar dit wordt ons, geliefde broeders en zusters, niet voorgehouden om de verslagen harten van de gelovigen te ontmoedigen, alsof niemand Avondmaal des Heeren zou mogen gaan dan wie zonder enigen zonde is. Want wij komen niet tot dit Avondmaal om daarmee te tonen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn. Integendeel, omdat wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus
zoeken, belijden wij daarmee dat wij midden in de dood liggen.
Wij moeten erkennen dat wij nog vele zonden en gebreken in onszelf aantreffen, namelijk dat wij geen volkomen geloof hebben, en ons er niet toe zetten God met zo’n ijver te dienen als wij behoren te doen, maar dagelijks strijd hebben te voeren met de zwakheid van ons geloof en onze verderfelijke begeerten. Ondanks dit alles, omdat wij door de genade van de Heilige Geest van harte droefheid zijn over zulke gebreken en wij verlangen tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven, zullen wij er nochtans ten volle van verzekerd zijn dat geen zonde of zwakheid, die nog tegen onze wil in ons overgebleven is, ons kan verhinderen dat God ons in genade aanneemt en ons zo deze hemelse spijs en drank waardig en deelachtig maakt.

Laten we nu vervolgens ook overdenken met welke bedoeling de Heere voor ons het Avondmaal heeft ingesteld, namelijk dat wij dat doen zouden tot Zijn gedachtenis [Lucas 22: 19]. Wij zullen Hem op de volgende wijze gedenken.
Wij vertrouwen allereerst in ons hart ten volle, dat onze Heere Jezus Christus – volgens de beloften die vanaf het begin aan de vaderen in het Oude Testament gedaan zijn – door de Vader in deze wereld is gezonden. Hij heeft ons vlees en bloed aangenomen en de toorn van God, waaronder wij eeuwig hadden moeten wegzinken, vanaf het begin van Zijn menswording tot aan het einde van
Zijn leven op aarde voor ons gedragen. Hij heeft voor ons alle gehoorzaamheid aan Gods wet en de gerechtigheid vervuld, in het bijzonder toen Hij onder de last van onze zonden en van Gods toorn in de hof van Gethsémané bloedig zweet heeft uitgeperst [Lucas 22:44]. Daar werd Hij gebonden opdat Hij ons zou ontbinden. Daarna heeft Hij onnoemelijk veel smaad geleden, opdat wij nooit meer te schande zouden worden. Hij is onschuldig ter dood veroordeeld, opdat wij in Gods gericht vrijgesproken zouden worden. Hij heeft zelfs Zijn gezegend lichaam aan het kruis laten vastspijkeren, opdat Hij de schuldbrief van onze zonden daaraan zou hechten[Kol. 2:14]. Zo heeft Hij de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegen zou vervullen. Hij heeft zich met lichaam en ziel aan het kruishout vernederd tot in de allerdiepste smaad en angst der hel, toen Hij met luide stem riep: ‘Mijn God! mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten?’ opdat wij door God aangenomen en nooit meer door Hem verlaten zouden worden [Matth. 27:46]. Ten slotte heeft Hij met Zijn dood en bloedstorting het nieuwe en eeuwige testament, het verbond der genade en verzoening,  bevestigd, toen Hij zei: ‘Het is volbracht’ [Joh. 19:30].

Opdat wij vast en zeker zouden geloven dat wij tot dit genadeverbond behoren, nam de Heere Jezus tijdens Zijn laatste Avondmaal het brood, dankte, brak het en gaf het Zijn discipelen en zei:  ‘Neemt, eet, dat is Mijn lichaam dat voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.’ Evenzo nam Hij na het Avondmaal de drinkbeker, dankte, gaf hun die en zei: ‘Drinkt allen daaruit; deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed dat voor u en voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden; doe dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot Mijn gedachtenis.’ Dat betekent: zo dikwijls als u van dit brood eet en uit deze beker drinkt, wordt u door dit betrouwbare teken en onderpand herinnerd aan en verzekerd van Mijn hartelijke liefde en trouw voor u, omdat u anders de eeuwige dood had moeten sterven. Met Mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed voed Ik uw hongerige en dorstige zielen tot het eeuwige leven, even zeker als voor ieders oog dit brood wordt gebroken en deze beker hem wordt aangereikt en even zeker als u met de mond eet en drinkt tot Mijn gedachtenis.


Uit deze instelling van het Heilig Avondmaal door onze Heere Jezus Christus wordt ons duidelijk dat Hij ons geloof en vertrouwen richt op Zijn volkomen offer, dat eenmaal aan het kruis is geschied, want dit is het enige fundament voor onze zaligheid. Aan het kruis is Hij voor onze hongerige en dorstige zielen tot ware spijs en drank voor het eeuwige leven geworden. Immers, door Zijn dood heeft Hij de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen en ons de levendmakende Geest verworven. Zo hebben wij door die Geest -die woont in Christus, het Hoofd, en in ons, Zijn leden- met Hem waarachtige gemeenschap en krijgen wij deel aan al Zijn weldaden, het eeuwige leven, gerechtigheid en heerlijkheid.

ovendien is het door die Geest dat wij als leden van één lichaam met elkaar in ware broederlijke liefde verbonden worden, zoals de heilige apostel spreekt: ‘Eén brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, omdat wij allen één brood deelachtig zijn’ [1 Kor. 10:17]. Uit vele graankorrels wordt immers één en hetzelfde meel gemalen en één brood gebakken, en uit vele geperste druiven vloeit één en dezelfde wijn en drank die zich tot één geheel mengt. Zo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof in Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde samen één lichaam vormen, omwille van Christus, onze geliefde Zaligmaker, die ons tevoren zo bijzonder heeft liefgehad. Dit zullen wij niet alleen met woorden, maar ook met daden aan elkaar bewijzen. Daartoe helpe ons de almachtige en barmhartige God en Vader van onze Heere Jezus Christus, door Zijn Heilige Geest. Amen.

Laten wij nu, opdat wij dit alles mogen ontvangen, ons voor God verootmoedigen en Hem met waarachtig geloof om Zijn genade aanroepen.
Barmhartige God en Vader, wij bidden U dat U in dit Avondmaal, waarin wij de heerlijke gedachtenis oefenen van de bittere dood van Uw geliefde Zoon Jezus Christus, door Uw Heilige Geest zó in onze harten wilt werken, dat wij ons met waarachtig vertrouwen hoe langer hoe meer aan Uw Zoon Jezus Christus overgeven.
Wij bidden U dit, opdat onze bezwaarde en verslagen harten met Zijn waarachtig lichaam en bloed, ja met Hem, waarachtig God en mens, het enige hemelse brood, door de kracht van de Heilige Geest gevoed en verkwikt worden, en wij niet meer in onze zonden leven, maar Hij in ons en wij in Hem. Wij bidden U dat wij zó volkomen deel mogen hebben aan het nieuwe en eeuwige testament en verbond der genade, dat wij er niet aan twijfelen dat U voor eeuwig onze genadige Vader zult zijn, die ons onze zonden nooit meer toerekent en die voor ons in alles naar lichaam en ziel zult zorgen als Uw geliefde kinderen en erfgenamen.
Schenk ons ook Uw genade dat wij getroost ons kruis op ons nemen, onszelf verloochenen, onze Heiland belijden en in alle droefheid met opgeheven hoofd onze Heere Jezus Christus uit de hemel verwachten, waar Hij onze sterfelijke lichamen aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijk zal maken en ons voor eeuwig tot Zich zal nemen.
Verhoor ons, o God en barmhartige Vader, door Jezus Christus, die ons heeft leren bidden:
Onze Vader, die in de hemelen zijt!
Uw naam worde geheiligd.
Uw koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want van U is het koninkrijk,
en de kracht,
en de heerlijkheid,
in eeuwigheid.
Wil ons door dit Heilig Avondmaal sterken in het algemeen, ontwijfelbaar christelijk geloof, dat wij met mond en hart belijden:
Ik geloof in God de Vader, de almachtige Schepper van de hemel en van de aarde. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heere; die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; ten derde dage wederom opgestaan van de doden; opgevaren ten hemel, zittend ter rechterhand Gods de almachtige Vader, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof één heilige, algemene, Christelijk Kerk, de gemeenschap der heiligen; vergeving van de zonden; wederopstanding van het vlees; en een eeuwig leven. Amen.

Opdat wij dan met het ware hemelse brood Christus gevoed mogen worden, laten we niet bij het uiterlijke teken van brood en wijn blijven staan, maar onze harten opheffen naar de hemel, waar Jezus Christus is, onze Voorspraak, aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Daarheen wijzen ons ook de artikelen van ons christelijk geloof. Laten we er niet aan twijfelen dat onze zielen door de werking van de Heilige Geest zó waarachtig met Zijn lichaam en bloed gevoed en verkwikt worden als wij het heilige brood en de drank tot Zijn gedachtenis ontvangen.

Bij het breken en uitdelen van het brood, spreekt de dienaar:
Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus.
Neemt, eet, gedenkt en gelooft dat het lichaam van onze Heere Jezus Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

En als hij de drinkbeker geeft:
De drinkbeker der dankzegging, waarmee wij dankzegen, is de gemeenschap met het bloed van Christus.
Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en geloof dat het kostbaar bloed van onze Heere Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

Bij het rondgaan van brood en wijn wordt stichtelijk gezongen. Ook kunnen enkele hoofdstukkenworden gelezen om het lijden van Christus te gedenken, zoals Jesaja 53, Johannes 6, 13, 14, 15, 16,17 en 18.

Hierna spreekt de dienaar:
Geliefden in de Heere, omdat de Heere nu onze zielen aan Zijn tafel gevoed heeft, laten wij samen Zijn naam danken en prijzen. Een ieder spreke in zijn hart:
1 Loof de HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam.
2 Loof de HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden;
3 Die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest;
4 Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden;
8 Barmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid.
9 Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwig de toorn behouden.
10 Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.
11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen.
12 Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen vàn ons.
13 Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE over degenen, die Hem vrezen.
(Psalm 103 : 1-4, 8-13)

Hij heeft ook Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven en ons alles met Hem geschonken [Rom. 8:32]. Hiermee bevestigt God Zijn liefde tot ons, dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Daarom zullen wij ook, nu wij door Zijn bloed
gerechtvaardigd zijn, des te meer door Hem van Zijn toorn behouden worden. Want als wij, toen wij nog vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, des te meer zullen wij, nadat wij met Hem verzoend zijn, behouden worden door Zijn leven [Rom. 5:8-10]. Daarom zal ik met mond en hart de lof des Heeren verkondigen van nu aan tot in eeuwigheid. Amen.

Een ieder spreke in zijn hart:

Almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken U van ganser harte dat U ons, uit grondeloze barmhartigheid, Uw eniggeboren Zoon hebt gegeven tot Middelaar en offer voor onze zonden en tot spijs en drank voor het eeuwige leven. Wij danken U dat U ons een waarachtig geloof geeft, waardoor deel krijgen aan de weldaden van U. U hebt ook, ter versterking daarvan, door Uw geliefde Zoon Jezus Christus het Heilig Avondmaal laten instellenen verordenen.
Getrouwe God en Vader, maak door de werking van Uw Heilige Geest de gedachtenis van onze Heere Jezus Christus en de verkondiging van Zijn dood vruchtbaar, opdat wij dagelijks groeien in het ware geloof en in de zalige gemeenschap met Christus. Wij bidden dit alles omwille van Uw geliefde Zoon Jezus Christus, die met U en de Heilige Geest leeft en regeert in eeuwigheid.
Wij bidden u dit in de Naam van onze Heere Jezus Christus die ons heeft leren bidden:
Onze Vader, die in de hemelen zijt!
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want van U is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid.
Amen.